Een deurwaarder hoeft, zolang de coronarichtlijnen van het RIVM gelden, niet aan te bellen om een officieel stuk uit te reiken. Dat heeft de Hoge Raad bepaald. Stukken die vanaf 16 maart door deurwaarders in de brievenbus zijn achtergelaten, zijn rechtsgeldig, aldus de raad.
Volgens de wet geldt als hoofdregel dat deurwaarders stukken in persoon uitreiken aan de geadresseerde, of aan iemand die zich op dat adres bevindt. Alleen als dat “feitelijk onmogelijk” blijkt, mag een deurwaarder van die regel afwijken en het stuk in de brievenbus stoppen.
Na de uitbraak van het coronavirus heeft de beroepsorganisatie van deurwaarders een richtlijn uitgevaardigd dat de deurwaarder van die uitreiking mag afzien als hij dat vanwege besmettingsrisico niet verantwoord acht. Aanbellen hoeft dan niet.
De Hoge Raad baseert zijn beslissing op de zogeheten Verzamelspoedwet COVID-19, die inmiddels door het parlement is aangenomen. Daarin is bepaald dat overhandiging van een stuk door de deurwaarder “feitelijk onmogelijk” is zolang er volgens de richtlijnen van het RIVM afstand moet worden gehouden. Meegewogen is dat een deurwaarder vaak minder hartelijk wordt verwelkomd dan een pakketbezorger en het risico bestaat op agressief gedrag. Het is aan de deurwaarder zelf om in een concrete situatie in te schatten of het verantwoord is een stuk persoonlijk te overhandigen of niet.